Werkwoorden als op de Citotoets: Instaptoets

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Hij lachtte iedereen uit.
2. Probeerden jullie gisteren in de camper uit te rusten?
3. Zijn deze appeltjes gestoofd?
4. Op onverwachte momenten duiken ze op.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Dus jij wondt de draad om de klos?
2. Lopende het onderzoek doet de politie geen mededelingen.
3. De verbrande piepers heb ik maar snel weggegooid.
4. Zanik toch niet zo!
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Zouden die wagens veel geld kostten?
2. Wat word jij later?
3. Bind dat dikke touw goed vast!
4. Het heeft hier flink geregend.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Je bent verandert sinds ik je voor het laatst zag.
2. Volgens mij ademt de verongelukte kater nog.
3. Blijf daar van af!
4. Dat idee juichten zij van harte toe.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Wetent dat het niet mag, pakt hij toch een zuurstok.
2. Dat bedorven stuk fruit hoef ik niet meer.
3. Ben je al ingelogd?
4. Ik eiste uitleg van de wethouder.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Veel opgepakten misdadigers hebben een stoornis.
2. Op één van die vergeelde foto's staat mijn overgrootmoeder nog.
3. Ik heb last van tintelende vingers.
4. Esther verwachtte teveel van haar echtgenoot.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Rijdt door, kleintje!
2. Steeds vaker verongelukt op deze oversteekplaats een fietser.
3. Hij redt je, als je in nood verkeert.
4. Doorkruiste de weg de heide destijds?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Het tochte verschrikkelijk in de gang.
2. Laat het toch wegroesten, man!
3. Wat kan jou dat schelen?
4. Ik geloofde het al niet.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Na het graven zeefde we het zand.
2. Geheel of gedeeltelijk ontblote lichamen zijn op de heilige plaats niet toegestaan.
3. We zwaaiden oma uit, toen ze op vakantie ging.
4. Hoe haal je het in je hoofd?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
1. Gedupeerde klanten moeten zich vóór 5 juni bij ons meldden.
2. Ze wasten zich extra goed, nadat ze de sloot uitgebaggerd hadden.
3. Je beweert nu het tegendeel van wat je gisteren zei.
4. Sprintte hij het warenhuis uit?