Leestrainer

Laatst zag ik op ‘t pleintje, in het centrum van ’s-Gravenhage, een groepje jongens schelden tegen een meisje. Ze duwden haar en riepen: "Zet ‘m op, Floris."

‘k Moet toch maar eens kijken, wat daar precies aan de hand is, dacht ik.

"Kom d’r bij, hij gaat haar in elkaar slaan," zei één van de jongens.

"Mag ik weten, wat er aan de hand is?" vroeg ik hem.

" ’t Is d’r eigen schuld: ze heeft z’n jas kapot gemaakt," antwoordde hij.

Een jas kapot maken lijkt me nog geen reden, om iemand in elkaar te slaan. Bovendien vond ik een hele groep jongens tegen één meisje een gemene situatie.

"Stop!" riep ik plotseling heel hard. De jongens keken allemaal mijn kant op.

"Laat het meisje gaan. Ze zal de schade vast wel betalen," riep ik.

Voor ‘t eerst zei het meisje ook iets: "Het ging niet expres, ik zal aan mijn ouders vragen, of ze het geld voor een nieuwe jas willen betalen."

De jongens stopten met duwen.

"Da’s aardig van je," zei Frits. "Ik was erg boos, want ik heb de jas net nieuw."

Frits liep met het meisje mee naar haar huis. Ik bleef nog even met het groepje jongens praten.

Na afloop vertelde ik het hele verhaal aan mijn tante.

"Goed gedaan, jochie. Je bent voor mij zo’n kerel," zei ze, terwijl ze haar duim op stak. Trots omhelste ik haar. Ik heb toch zo’n lieve tante!

Regelwoorden

’s morgens

Kopieer deze woordenlijst hier en plak de lijst vervolgens in Woorden flitsen.