Persoonsvorm schrijven (zwak en sterk, tt en vt)

Vul alles in en klik dan op "Controleer". Als je hulp nodig hebt, kun je onderaan op "Letter" klikken (zo vaak als het nodig is).



Opdracht: vul in de zinnen hieronder de juiste vorm van het werkwoord in.
Zoek in elke zin zelf de persoon (het onderwerp) en de tijd!

1. Ik (geven) de plant morgen wel water.
2. Vorig jaar (lukken) hem dit nog niet zo goed.
3. Waar (blijven) je gisteren?
4. Jullie (schelen) op dit moment 3 centimeter met elkaar.
5. Volgende week (laden) hij de vrachtwagen pas uit.
6. Wij (herkennen) haar toen niet direct.
7. Jij (duwen) haar rolstoel straks, toch?
8. Sanne (wennen) vorig schooljaar snel aan haar nieuwe klas.