Werkwoorden: persoonsvorm in de tt en vt



Vul de persoonsvorm in. Ontdek zelf in welke tijd (tt/vt) de zin staat!

1. Enkele dagen geleden (bespeuren) ik al wat twijfel bij je.
2. Volgende maand (gaan) we op vakantie!
3. Gisteren (beweren) je dat je er niets van af wist.
4. Je (schatten) een week geleden een hoogte van drie meter.
5. Eefje (snijden) de paprika over een half uurtje.
6. Straks (komen) oom Jaap en tante Loes op bezoek.
7. (gelden) je aanbod morgen nog?
8. Susan (hinkelen) gisteren over het schoolplein.
9. (komen) je straks hierheen?
10. Het (glippen) vorige keer ook al tussen mijn vingers door.