Werkwoorden: alle vormen door elkaar

Deze oefening printen als oefenblaadje

Vul alles in en klik dan op "Controleer". Druk op [?] of "Hint" voor hulp. Dat kost echter wel punten.

1. De (opgraven) munten (zien, vt) er nog gaaf uit.
2. Het onderzoeksteam (uittesten, vt) een nieuw vliegtuigje uit.
3. (blijven) bewegen, anders (raken, tt) je (verstijven) van de kou!
4. (blaffen) honden (bijten, tt) niet.
5. Ik (kunnen, tt) me daar zo aan (ergeren) !
6. Op de (afsluiten) weg (zijn, vt) een ongeluk (gebeuren) .
7. Waarom (staan, tt) je me zo aan te (aanstaren) ?
8. (oppassen) op voor (uitsteken) spijkertjes!
9. Het kind (zeven, vt) het zand in de zandbak.
10. (hinkelen) op één been (oversteken, vt) hij de straat over.
11. Waarom (wachten, vt) je zo lang met (mailen) ?
12. Er is een flinke beloning (uitloven) !
13. Het slijm (druipen, vt) langs de deur naar beneden.
14. Twee (vrezen) misdadigers (zijn, tt) (ontsnappen) uit de gevangenis.
15. Arnoud (schuiven, vt) alle kritiek terzijde.
16. Het kringgesprek (verzanden, vt) in gekissebis.
17. (laten) hem maar lekker zijn gang (gaan) .
18. De (opfokken) menigte (trekken, vt) richting het centrum.
19. (vinden, tt) je het wel verstandig, om in je eentje dat (verlaten) weggetje in te (inslaan) ?
20. Goed (werken) hoor, gast!